Oud en Nieuw: oliebollen en saliemelk
Oud- en nieuw, tradities
Het nieuwjaarsfeest begint, zoals vele andere feesten uit oudere tijden, ook op de vooravond ervan. We noemen dit dan ook oudejaarsavond. Onze huidige jaartelling met oud- en nieuw op 31 december en 1 januari komt uit het oude Rome, waarbij zij na 1 maart te hebben aangehouden als begin van het nieuwe jaar, later uitkwamen op 1 januari. Januari is vernoemd naar de godheid Janus, die twee gezichten heeft waarvan het ene gezicht naar het oude kijkt en het andere gezicht naar het nieuwe. Ook wordt er vaak een sleutel (om het nieuwe jaar te ontsluiten) en een groene tak (vruchtbaarheid) bij hem afgebeeld (van Gilst, 2014). Ook op oudejaarsavond werden vroeger weer volop orakels geraadpleegd voor de komende tijd, weervoorspellingen, liefdesorakels, droomduidingen, noem het maar op. De traditionele dranken op oudejaarsavond waren: saliemelk, bisschopswijn, champagne, chocolademelk, anijsmelk, slemp, Glühwein (Glogg), punch en boerenjongens (rozijnen in likeur). De traditionele spijzen waren/zijn: appelbeignets, appelflappen, oliebollen en duivekaters. Er werden gek genoeg ook oesters bij het menu gezet (beetje gekke combinatie, maar goed!). Familiespelletjes zijn tot op de dag van vandaag een traditionele bezigheid gedurende oud en nieuw, evenals de nationale televisie kijken heden ten dage (van Gilst, 2014). Over de oliebol doen verschillende herkomstverhalen de ronde. Een ervan is dat de Germaanse stammen in het gebied dat nu Nederland heet, ten tijde van het Joelfeest dergelijke oliebollen hebben genuttigd. Dit zouden zij ook hebben gebruikt als offer voor de godin Perchta en om het Wilde Heir gunstig te stemmen. Ook werd gezegd dat door het vet in de oliebollen het zwaard van Perchta van het lichaam zou glijden mocht zij je te grazen willen nemen, zo konden de mensen die oliebollen hadden gegeten niet door haar gepakt worden (NRC, '94). Daarnaast is een tweede optie voor de oorsprong van de oliebol nog dat zij tijdens de Middeleeuwen rond de kermistijd gegeten zouden worden, rond eind november: het eten was immers bijna op en dit waren dan de lekkernijen van de restjes meel en vet. Maar, er zijn ook geluiden dat de oliebol eerder in de Joeltijd genuttigd werd, namelijk rond 26 december, na de winterzonnewende. Men had vanaf november tot half december gevast omdat het eten schaars was en vanaf de zonnewende had men weer het geloof dat het allemaal beter werd en werden er grote offerfeesten gevierd, ook ter ere van goden en voorouders (NRC, '94). Dit is maar greep uit de theorieën die proberen duiding te geven bij de Joeltijd van onze voorouders en waarvan wij nog de oude gebruiken zien voortleven in onze volkscultuur. Onderzoekers zijn het er nog niet helemaal over eens wat dit bolletje vet, de oliebol, vandaan komt, maar wat ze wel denken, is dat het uit een land moet komen waar het 's winters flink koud moet zijn, omdat zo'n vette bol dan wel eens goed van pas kan komen voor de extra warmte (NRC, '94). Dus geniet van je oliebol of je appelbeignet, drink er een glaasje saliemelk bij (yugh) of liever wat wijn, slurp een oester, speel een spelletje ganzenbord met je familie of sibbe, en pas natuurlijk goed op voor vrouwe Perchta's zwaard die door de lucht heen zwiert! Fernjawegan wenst jullie een fijne jaarwisseling en een gezond en vruchtbaar 2018 toe!
Foto: Aelbert Cuyp, rond 1692, vrouw met oliekoeken